| |
| |
adjuvante therapie aanvullende, ondersteunende behandeling met medicijnen bij of na een bestraling of een chirurgische ingreep | |
Anti-oestrogeen Een geneesmiddel dat de effecten van vrouwelijke hormonen (oestrogenen) blokkeert op een voor vrouwelijk hormoon gevoelige kankercel. Het meest gebruikte middel is tamoxifen. | |
Aromataseremmer Een geneesmiddel dat de omzetting van mannelijk hormoon uit de bijnier in vrouwelijk hormoon remt. Dit is vooral van betekenis bij vrouwen die in de overgang zijn omdat de vrouwelijke hormonen bij hen voortkomen uit omzetting van mannelijke hormonen (andr | |
chemotherapie kankerbehandeling met medicijnen die de kankercellen doden of de groei en vermenigvuldiging beperken. Deze medicijnen worden vaak als infuus, en soms als tablet ingenomen. Ook wel chemotherapeutica of cytostatica genoemd | |
chromosoom eiwitstructuur in een cel, bevat een deel van het DNA | |
CT-scan computertomografiescan (radiologisch onderzoek). Met behulp van röntgenstraling en een computer worden plakjesgewijs beelden van het lichaam in dwarsdoorsnede gevormd. Ook kunnen driedimensionaal beelden worden gecreëerd met de in de computer opgeslagen gegevens | |
Curatief Met de bedoeling genezing te bewerkstelligen. | |
cytostatica geneesmiddelen die de celdeling remmen en die gebruikt worden bij de bestrijding van kanker en bij de behandeling van afstotingsreacties na een transplantatie | |
diagnose de wetenschappelijke formulering waarmee een arts zijn opvatting weergeeft over wat er in medisch opzicht bij een bepaalde patiënt aan de hand is en op basis waarvan de behandeling en de prognose bepaald kunnen worden | |
DNA Desoxyribo Nucleic Acid – in de chromosomen aanwezige drager van erfelijke eigenschappen | |
Dosis Spreektaal voor geabsorbeerde dosis. Dit is de hoeveelheid geabsorbeerde (opgenomen) energie per massa-eenheid bestraald materiaal. | |
echografie beeldvormend onderzoek met behulp van geluidsgolven | |
Electieve therapie De plaats waar de tumor heeft gezeten uit voorzorg behandelen. | |
Elektromagnetische straling Straling die samengesteld is uit een elektrische en een magnetische component. Beide componenten maken golfbewegingen die loodrecht op elkaar staan. | |
gen Stukje erfelijk materiaal (DNA) op een chromosoom dat een bepaalde eigenschap herbergt, bijvoorbeeld het opdracht geven voor de productie van een bepaald eiwit | |
Gezwel Tumor. 1. Zwelling als gevolg van een ontstekingsproces; 2. Zwelling of gezwel ontstaan door de nieuwvorming van goed- of kwaadaardige cellen. | |
Kanker Een groep ziekten die gekarakteriseerd worden door een snelle, ongecontroleerde en abnormale celgroei die gezond weefsel aantast, infiltreert en kan uitzaaien naar andere plaatsen in het lichaam. Kanker kan behandeld worden door chirurgie, chemotherapie, | |
Neutron Een elektrisch neutraal deeltje dat, met uitzondering van gewone waterstof, in alle atoomkernen voorkomt. | |
Oncoloog Een arts die gespecialiseerd is in de behandeling van kanker. Een radiotherapeutisch oncoloog maakt gebruik van radiotherapie. Een medisch oncoloog maakt gebruik van chemotherapie. Een chirurgisch oncoloog is gespecialiseerd in het opereren van kankerpati | |
Palliatieve therapie Een behandeling om symptomen als pijn te verlichten, maar die de ziekte niet geneest. Vaak wordt palliatieve radiotherapie toegepast voor pijnbestrijding bij botmetastasen. | |
Patholoog Een arts die zich gespecialiseerd heeft in weefselonderzoek met de microscoop. | |
Progrestativa Dit zijn geneesmiddelen die in een grote overmaat toegediend een remmend effect hebben op hormoongevoelige kankercellen. | |
Proliferatie Woekering door celvermeerdering. | |
Radio-isotopen Onstabiele atoomkernen die radioactiviteit vertonen. Bij een medisch onderzoek kunnen de isotopen geïnjecteerd of ingeslikt worden. Ze kunnen door het lichaam gevolgd worden met gammacamera’s. In vaste vorm worden ze ook gebruikt bij de inwendige en uitwe | |
Radioactiviteit Spontane verandering van atoomkernen waarbij straling vrijkomt. | |
Radiologische werkers Mensen die beroepshalve werken met radioactieve stoffen of met toestellen die ioniserende straling uitzenden. | |
Radiotherapie Medisch specialisme waarbij kankerpatiënten behandeld worden met straling: röntgenstraling, gammastraling, bètastraling en met behulp van isotopen. | |
Röntgenstraling Energierijke elektromagnetische straling. | |
Röntgentoestel Toestel waarin röntgenstraling wordt opgewekt. | |
Tumor 1. Zwelling als gevolg van een ontstekingsproces; 2. Zwelling of gezwel ontstaan door de nieuwvorming van goed- of kwaadaardige cellen. | |
uitzaaiing de verplaatsing van tumorcellen naar een andere plek in het lichaam, metastase | |
Uroloog Arts die gespecialiseerd is in het onderzoek en de behandeling van aandoeningen van de urinewegen (nier, urineleider, blaas en urinebuis), de inwendige en uitwendige geslachtsorganen van de man. | |