Diabetes en nu

Actuele informatie voor mensen met diabetes

Diabetes en nu

Met of zonder diabetes: evenveel kans op besmetting

De coronacrisis heeft onze hele samenleving ontwricht. Vooral voor mensen met een chronische ziekte brengt deze periode veel angst, onzekerheid en vragen met zich mee. Ben ik extra gevoelig voor het coronavirus? Verloopt de infectie bij mij ernstiger omdat mijn gezondheid al niet optimaal is? Kan ik gewoon mijn medicatie blijven gebruiken? Ook veel mensen met diabetes hebben zichzelf deze vragen gesteld. Het feit dat vooral in de beginperiode van de crisis op de meeste vragen geen antwoorden voorhanden waren, had voor hen op verschillende niveaus gevolgen. Ze durfden niet meer voor hun controles naar de huisarts. Sommigen van hen raakten zelfs sociaal geïsoleerd omdat ze contact met andere mensen meden. De opgelegde overheidsbeperkingen in sport en recreatieve activiteiten hebben bovendien een negatieve invloed op de algemene gezondheid van deze mensen, voor wie voldoende lichaamsbeweging juist extra belangrijk is.

Met medewerking van Dr. Lioe-Ting Dijkhorst-Oei – Internist-vasculair geneeskundige MMC Amersfoort

Bestel ons boek over Diabetes en nu

Met diabetes wel meer risico’s

Inmiddels is het coronavirus ruim een jaar onder ons en groeit de kennis over de gevolgen hiervan, specifiek voor mensen met diabetes. In algemene zin is het waar dat diabetes de gevoeligheid voor infecties verhoogt en dat die infecties daardoor ook ernstiger verlopen. Toch zijn wetenschappers het er inmiddels over eens dat mensen met diabetes evenveel kans lopen op een besmetting met het coronavirus als mensen zonder diabetes. Voor mensen met diabetes gelden dus in de kern dezelfde regels als voor iedereen: anderhalve meter afstand houden van andere mensen, drukte vermijden en regelmatig de handen wassen.

Zelfmanagement belangrijk

Wel is het voor mensen die tot risicogroepen behoren zaak om extra voorzichtig te zijn. Dit geldt vooral voor wie – niet incidenteel maar structureel – slecht ingesteld is op zijn medicatie. Het geldt ook voor mensen die complicaties ondervinden van hun diabetes, zoals hartproblemen. En het geldt voor mensen die ouder zijn dan tachtig jaar en degenen die kampen met ernstig overgewicht. De laatste groepen worden geassocieerd met een verhoogd risico op een ernstig beloop van een corona-infectie. Bedenk wel dat ‘geassocieerd met’ niet hetzelfde is als ‘zeker’. Het is belangrijk te beseffen dat de wetenschappelijke kennis over de invloed van diabetes op corona nog jong is en dus onvolkomen. Dit blijkt uit het feit dat wetenschappelijke publicaties over het onderwerp nogal eens worden genuanceerd in vervolgpublicaties. In een enkel geval moeten de publicaties zelfs worden teruggetrokken omdat de onderbouwing bij nadere beschouwing tekortschiet. Een voorbeeld van de nog beperkte kennis. Diabetes activeert bloedstolling en bloedplaatjes en vermindert afbraak van bloedstolsels (fibrinolyse). Onduidelijk is of bloedstolsels in een ader van bijvoorbeeld been of longen (veneuze trombo-embolie) bij coronapatiënten met diabetes vaker voorkomen. Er bestaat waarschijnlijk een verhoogd risico op hyperglycemie door de lockdown (die een gezonde leefstijl bemoeilijkt) en door sociale isolatie (die stress verhoogt). Waarschijnlijkheid is evenwel geen zekerheid. Wat medicatie betreft blijven de normale regels voor medicijngebruik bij infectieziekte van kracht. Wie ernstig ziek wordt van een corona-infectie moet tijdelijk stoppen met metformine. Maar anders is daar geen reden voor. Over ACE-remmers en angiogenese receptor blokkers bestond aanvankelijk veel onduidelijkheid. Met de kennis van nu kunnen patiënten die deze middelen gebruiken het beste de behandeling voortzetten. Alleen als uitdroging dreigt, bijvoorbeeld door veel diarree, is het raadzaam de behandeling te onderbreken.

De wetenschappelijke kennis ontwikkelt zich nu snel. Mensen met diabetes zullen daardoor steeds meer duidelijkheid krijgen over wat de coronacrisis specifiek voor hen betekent. Ondertussen blijft goed zelfmanagement onverminderd belangrijk. Hierbij valt te denken aan het in balans houden van de bloedglucosewaarde, maar ook aan meer algemene zaken als regelmaat, goede nachtrust, ontspanning, gezond eten en voldoende lichaamsbeweging. In de kern dus toch vooral de aandachtspunten voor iedereen in deze bijzondere tijd.

Onderzoek

Erfelijke aanleg speelt waarschijnlijk een rol bij het ontstaan van diabetes type 1. Welke prikkel ervoor zorgt dat die erfelijke aanleg tot uiting komt, is echter nog niet duidelijk. De wetenschap werkt inmiddels hard aan de mogelijkheid om via bloedonderzoek vast te stellen of iemand in de toekomst diabetes type 1 krijgt. Als dat eenmaal is gelukt kun je je laten testen als je een verhoogd risico loopt op diabetes. Dat betekent dat het mogelijk wordt onderscheid te maken tussen mensen die grote kans lopen diabetes type 1 te krijgen en mensen die de dans ontspringen.

Behandeling

Op enkele plaatsen in de wereld zijn met succes alvleeskliertransplantaties uitgevoerd. Het is een vrij ingewikkelde ingreep en patiënten hebben veel afweeronderdrukkende medicijnen nodig. Ander goed nieuws: de inzet van een kunstmatige alvleesklier is een stuk dichterbij gekomen nu insulinepomp en sensor aan elkaar gekoppeld kunnen worden.


Diagnose

Diabetes mellitus kenmerkt zich door een te hoge glucoseconcentratie in het bloed. Glucose neem je op uit je voeding. Het is in de cellen van de weefsels nodig om energie te vormen. Insuline zorgt ervoor dat de glucose in de lichaamscellen komt en dat een teveel aan glucose in de lever en in spiercellen als glycogeen wordt opgeslagen. Een ander hormoon (glucagon) regelt dat het glycogeen dan weer als glucose in het bloed komt. Als je diabetes hebt is dit proces verstoord.

Diabetes type 1

Bij diabetes type 1 maakt de alvleesklier (bijna) geen insuline aan. De verschijnselen zijn:

  • veel plassen
  • hevige dorst en veel drinken
  • vermoeidheid
  • gewichtsverlies en hongergevoel
  • sufheid
  • jeuk
  • slechter of dubbel zien
  • verminderde weerstand tegen infecties.

Als je een paar van deze symptomen vertoont, ligt de diagnose diabetes type 1 vrij snel voor de hand. Om zekerheid te krijgen moet je bloed laten prikken om het glucosegehalte in je bloed te kunnen bepalen.

Diabetes type 2

Bij diabetes type 2 bestaat een zekere weerstand in de weefsels waardoor de insuline niet goed werkt. Bovendien lukt het de alvleesklier niet om aan de grotere behoefte aan insuline te voldoen. De verschijnselen van diabetes type 2 zijn meestal veel minder heftig dan die van type 1. Daardoor blijft de ziekte vaak lang onopgemerkt. Soms komt type 2 zelfs pas aan het licht als er sprake is van complicaties.

Zwangerschapsdiabetes

Tijdens de zwangerschap maakt het lichaam soms tijdelijk te weinig insuline aan. Daar heb je geen klachten van. De diagnose wordt daarom meestal pas gesteld als er screenend bloedonderzoek is verricht.


Behandeling

Als je diabetes type 1 hebt is de medische begeleiding in handen van de internist en met type 2 word je begeleid door de huisarts of de internist. Patiënten met zwangerschapsdiabetes komen meestal via de verloskundige of de gynaecoloog bij de internist terecht. Kinderen staan onder de hoede van de kinderarts. Ook de diabetesverpleegkundige, de praktijkondersteuner van de huisarts (POH), de gespecialiseerde wijkverpleegkundige, de diëtist en de podotherapeut kunnen hun steentje bijdragen.

De behandeling van diabetes is erop gericht de bloedglucosewaarde binnen de normale grenzen te houden om complicaties op lange termijn te voorkomen. De hoogte van de bloedglucosewaarde is afhankelijk van vier factoren:

  1. voeding
  2. stress
  3. beweging
  4. medicatie

Wat de voeding betreft is het streven naar een normaal lichaamsgewicht van belang. Gezond eten is genoeg, een speciaal dieet is niet nodig. Stress verhoogt het bloedglucosegehalte. Probeer stress dus zoveel mogelijk te vermijden. Door te bewegen verminder je je insulinebehoefte en blijf je op gewicht. Eet minder als het nodig is om af te vallen om een gezond gewicht te bereiken en beweeg in dat geval meer. Is de bloedglucosewaarde dan nog steeds te hoog, dan is medicatie nodig om die waarde te laten dalen. Er is een breed scala tabletten beschikbaar. Als je daarmee wordt behandeld, wordt je bloedglucosewaarde regelmatig gecontroleerd. Als voedingsadviezen en tabletten onvoldoende helpen, kom je voor behandeling met insuline in aanmerking. Insuline wordt toegediend met een injectie (of pomp). Hoeveel, hoe vaak en welke soort insuline nodig is, verschilt van persoon tot persoon. Ook bij deze behandelmethode is een regelmatige controle nodig. Soms heb je baat bij behandeling met een ander medicijn per injectie.

Bloedonderzoek is een noodzakelijk onderdeel van de controle. Om de zogeheten dagcurve te kunnen bepalen moet je een paar keer per dag bloed afnemen. Hoe de bloedglucosewaarde zich over een langere termijn ontwikkelt, is vast te stellen door de hoeveelheid HbA1c of fructosamine (een eiwit) in het bloed te bepalen. Dat gebeurt in het laboratorium. Beide methoden zeggen iets over de bloedglucosewaarde over langere termijn. Verder vindt jaarlijks extra laboratoriumonderzoek plaats. Dan worden de nierfunctie en de bloedvetten (lipiden) gemeten. De gezondheid van je lever wordt vastgesteld door eventueel de ALAT (een leverenzym) te meten. Ook wordt gekeken naar de kleine eiwitten in de urine (micro albuminurie).

 


Complicaties

Hyper

Soms is je bloedglucosegehalte opeens sterk verhoogd. Dat heet een hyperglycemische ontregeling of ‘hyper’. Een hyper ontstaat als je bijvoorbeeld een poosje meer hebt gegeten dan gewoonlijk of als je niet de voorgeschreven hoeveelheid insuline hebt gebruikt. Als je diabetes type 1 hebt, kan daardoor je lichaam verzuren. Heb je diabetes type 2, dan ontstaat meestal uitdroging. In ieder geval moet je altijd actie ondernemen, want het gevaar bestaat dat je in coma raakt. Zorg er daarom ook voor dat familie, vrienden en collega’s weten dat je diabetes hebt en dat ze als het nodig is een arts waarschuwen als je dat zelf niet kunt. Zorg dat je weet wat je met medicatie(dosering) moet doen bij een hyper. Drink extra water en eventueel bouillon. Lukt het niet je bloedglucosewaarden voldoende te corrigeren, neem dan contact op met je behandelteam (buiten kantooruren met de achterwacht daarvan, dus de huisartsenpost of het ziekenhuis).

Verschijnselen van een hyper

  • Veel plassen
  • Hevige dorst
  • Veel drinken
  • Misselijkheid en braken
  • Sufheid
  • Moeheid
  • Gewichtsverlies
  • Hongergevoel
  • Jeuk
  • Huidinfecties, zoals steenpuisten
  • Blaasontsteking
  • Schimmelinfecties aan penis of vagina
  • Wondjes die slecht helen
  • Verminderd gezichtsvermogen
  • Dubbelzien
  • Hypo

Als je bloedglucosegehalte heel laag is, spreken we van hypoglycemie of ‘hypo’. Een hypo komt alleen voor bij mensen met diabetes die met tabletten of insuline worden behandeld. Je voorkomt het door je medicatie in te nemen zoals voorgeschreven en door regelmatig te eten. Meestal ontstaat een hypo namelijk als je te laat bent met eten of als je een maaltijd overslaat. De kans op een hypo is groter als je in zo’n situatie belandt en al insuline hebt gespoten. Beweging, ziekte en warmte kunnen overigens ook een rol spelen bij het ontstaan van een hypo. Zodra de eerste tekenen van een hypo zich aandienen, kun je het beste snel opneembare koolhydraten of suikers innemen. Handel in ieder geval meteen, want als je te lang wacht kan een hypo net als een hyper in een coma ontaarden. Gebeurt dat onverhoopt, dan moet een arts zo snel mogelijk geconcentreerde glucose toedienen.

Verschijnselen van een hypo

Bij een bloedglucosegehalte tussen 2,5 en 3,0 mmol/l:

  • hartkloppingen
  • zweten
  • beven
  • hongergevoel
  • angstgevoelens, onrust
  • hoofdpijn
  • dromen

Bij een bloedglucosegehalte tussen 2,0 en 2,5 mmol/l:

  • vermoeidheid
  • dubbelzien
  • sufheid

Bij een bloedglucosegehalte tussen 1,0 en 2,0 mmol/l:

  • onwillekeurige spierbewegingen
  • agressief gedrag
  • voorbijgaande verlammingen
  • spraakuitval
  • trekkingen
  • coma (verwijde pupillen)

Bij een langdurig bloedglucosegehalte lager dan 1 mmol/l:

  • blijvende hersenbeschadiging
  • dood

Complicaties op lange termijn

Als je diabetes hebt, loop je risico op complicaties. Vele daarvan ontstaan door beschadiging van de bloedvatwanden. Bij diabetes type 1 worden de eerste problemen veroorzaakt door stoornissen van de kleine bloedvaten. Dit levert vooral afwijkingen op aan ogen (retinopathie), nieren (nefropathie) en zenuwbanen (neuropathie). Neuropathie kan zich uiten in de ledematen maar ook in de inwendige organen.

Bij diabetes type 2 zijn vooral de grote bloedvaten aangedaan (vasculopathie). Dat resulteert in problemen met hart, hersenen en voeten (benen).

Bij beide typen diabetes komen slagaderverkalking, vetstofwisselingsstoornissen (dislipidemie) en hoge bloeddruk vaak voor, net als beperkte gewrichtsbeweeglijkheid. Als je diabetes hebt is het ook van belang dat je alert bent op voetproblemen. Regelmatig bezoek aan een medisch pedicure is raadzaam.


Zelfcontrole

Zelfcontrole is belangrijk als je een optimale bloedglucosewaarde nastreeft met insuline-injecties. Je prikt dan zelf bloed uit je vinger en meet de bloedglucosewaarde. Dat prikken kun je vrijwel pijnloos doen met een handig apparaatje. De druppel bloed die uit je vingertop komt, breng je aan op een speciaal stripje, dat de druppel bloed opzuigt. Daarna meet je het glucosegehalte. Er zijn diverse glucosemeters, die – mits je ze goed gebruikt – een betrouwbare waarde opleveren. Op de lange duur is zelfcontrole alleen nuttig als je ook aan zelfregulatie doet. Dat betekent dat je aan de hand van de gemeten bloedglucosewaarde zelf je dosis insuline aanpast als dat nodig is. Als je intensieve insulinetherapie toepast, kun je baat hebben bij een continue glucosesensor. Die breng je via de huid aan in het onderhuidse vetweefsel.

Regelmatige controles bij de arts en diabetesverpleegkundige blijven daarin een must!


Bestel ons boek over Diabetes en nu

Poiesz Uitgevers gebruikt cookies voor een betere ervaring op onze website. Door onze website te gebruiken, stemt u in met het gebruik van cookies.